Arnon Grunberg
Humo,
2004-05-09
2004-05-09, Humo

Arnon Grunberg - Grunberg rond de wereld


Mark Schaevers

Het staat er, pagina 105 van zijn nieuwste boek, voor zijn doen een beetje plechtig maar daardoor des te fermer: 'Een wereld die niet door mij geordend is en die niet onder mijn regie staat, vind ik onacceptabel.' Voilà, dát is een steunbeer voor een groot schrijverschap. En Arnon Grunberg is een groot schrijver sinds dag één. 'Blauwe maandagen' was dat, zijn debuut, dat precies tien jaar geleden verscheen. Zijn uitgever en Humo hebben samen een boekje gemaakt, een mini-Humo, om daaraan te herinneren: 'Arnon Grunberg tien jaar schrijver' ligt gratis in de boekhandel. Koop en passant 'Grunberg rond de wereld', want er gaat niks boven zijn eigen terugblik, via de stukken die hij voor NRC Handelsblad schreef.

In plaats van aan zijn inkomen past Grunberg zijn levensstijl aan zijn schrijfwerk aan (en daar komt dan weer een inkomen van). De wereld vindt hij maar een veldhospitaal, of (aan metaforen geen gebrek) een keuken die alleen noodrantsoenen serveert. Van het leven valt alleen wat te maken door erover te schrijven, en dat loont alleen de moeite als je er iets van maakt dat het beschrijven waard is. Terwijl hij andere schrijvers brokken werkelijkheid naar hun fictie ziet slepen, is Grunberg daarom hard in de weer om 'fictie in het hol van de werkelijkheid binnen te slepen'. Hij speelt het leven als een absurde sketch voor een heer alleen in wisselend gezelschap, en schrijft uit wat dat oplevert. Een dag valt hem een stuk minder zwaar als hij rond de draad der uren ook wat verzinsels kan vlechten, als het leven een oefening wordt voor een nieuw boek. Je kan variëren met de woorden waarmee je de povere realiteit benoemt: méér greep op de wereld, weet Grunberg, is je niet vergund.

Het slimme van Grunberg is dat hij die vlucht in de literatuur combineert met een letterlijke vlucht: hij hangt altijd wel ergens tussen New York en Manilla, of Frankfurt, of Lissabon. De jetlag is zijn natuurlijke toestand, de Michelingids zijn Hooglied, en naar het woord van Joseph Roth noemt hij zich een hotelmens. Van de vlucht heeft hij zijn bestemming gemaakt, en ze comfortabel ingericht (zijn Top-5 van hotels staat in de mini-Humo, en ook zijn favoriete vliegveld: het Finse Rovaniemi). De wereld, het leven, de laptop: alles is schrijfgerief.

Prins Pesto noemt Grunberg zich ergens onderweg; da's een mooie naam voor het picareske personage dat hij opvoert, immer op verhalen jagend, in het gezelschap van altijd andere mensen, en van enkelen die weleens weerkeren - die maken zich wat breder in het register achteraan: Aap, Elayne, M., de Soepstengel, Francesca Vongole. En zijn moeder, die keert altijd weer. Zijn 'helden' voelen zich weleens gebruikt, dat is de rekening die Grunberg voor zijn poëtica betaalt. 'Je blijft over met de paar mensen die het niet erg vinden dat je over hen schrijft, met je eigen karakters dus.'

Wie Grunberg in de afgelopen tien jaar gevolgd heeft, weet het: ook al zegt hij zelf maar voor de grap aan het leven deel te nemen, hors concours, vrolijker is zijn levensvisie niet geworden. Ook illusieloos leven is vermoeiend. 'Wat ik met de mensen deel, is het feit dat ik plaats inneem. Hoe lang moet ik er nog mee doorgaan plaats in te nemen?' En toch word je vrolijk van dit proza. Literatuur, in Grunbergs definitie de neerslag van machteloosheid, kan behoorlijk machtig zijn.

Vlak voor de uitgang van het Central Park sloeg Alexey op mijn schouder. 'Ik wens je veel roem toe,' zei hij.
'Waarom dat?' vroeg ik? 'Waarom roem?' Hij lachte, met die innemende lach van hem. 'Zoals jij met de mensen omgaat,' zei hij, 'is dat het enige wat je van ze zult krijgen.'