Arnon Grunberg
de Volkskrant,
2006-09-22
2006-09-22, de Volkskrant

Eclips van een overtollig mens; Eigentijds verhaal van Arnon Grunberg mondt uit in verwoestend melodrama


Arjan Peters

De woestijn ligt in Amsterdam-Zuid. Even vóór zijn pensioen, wonend op stand, maakt Jörgen Hofmeester, redacteur vertaalde fictie van een uitgeverij, zich gereed voor het eindexamenfeestje van zijn jongste dochter Tirza. De Japanse hapjes en cocktails vereisen een zorgvuldige toebereiding, en zo lang het om praktische handelingen gaat, heb je aan Hofmeester een goede. Die ontslaan hem van onplezierige gedachten over zijn situatie.

Hij doet er daarom alles aan op te gaan in de rol van zorgzame vader. Het leed en de mislukking, de rampspoed en misverstanden hebben hem niet overgeslagen, maar omdat hij ooit heeft besloten 'de liefde af te schaffen', is hij er niet zichtbaar door geraakt. Zie hem staan kokkerellen in de keuken van zijn kapitale huis.

In werkelijkheid is deze Lul Lampekatoen aan het eind van zijn Latijn, en omdat hij is verzonnen door Arnon Grunberg duurt het niet lang of het broze evenwicht dat Hofmeester provisorisch heeft opgebouwd, begint fatale scheuren te vertonen. Er is niets aan de hand, we doen of er niets is gebeurd, denkt hij herhaaldelijk hardop, of hij gooit er een desperate bezweringsformule tegenaan, om de gevreesde dijkdoorbraak te verijdelen: 'Dingen gebeuren met een reden, en als ze niet gebeuren heeft dat ook een reden.' Je gaat dood of je blijft leven, zou Gerard Reve zeggen, dus je zit altijd goed.

Die laconieke onthechtheid is Hofmeester echter niet gegeven. Uit alle macht heeft hij zichzelf decennia verboden in zijn binnenste te kijken, en zich nerveus op externe omstandigheden geconcentreerd. Had hij zich aan een inspectie gewaagd, dan zou hij een angstwekkende leegte hebben aangetroffen. Eigenlijk is hij een overtollig mens, een brokkenpiloot die met niemand ooit echt aansluiting heeft gevonden, hij is vergroeid met zijn rol en beseft niet dat een spel geen spel meer is als er geen alternatief wenkt.

Rollenspel is de grote fascinatie van Arnon Grunberg, die in zijn boeken en in zijn optredens daarbuiten (denk aan de Hollandse relatie-talkshow waarin hij de verloofde van een bejaarde Amerikaanse neerzette, zijn act als ober in een New Yorkse pizzeria, of de boeken die hij schreef als de Weense filosoof Marek van der Jagt) met verbazend gemak van identiteit leek te kunnen wisselen. Behalve vermaak bieden die rollen, elk op een andere manier, zicht op wat hem vanaf zijn debuut Blauwe maandagen (1994) drijft: voordat het leven jou in de tang neemt en in een rol dwingt, moet het doenlijk zijn je leven dusdanig in scène te zetten dat je ongrijpbaar blijft, en ontkomt aan de doem dat er geen ontkomen aan is.

Zonder geweld gaat het niet, is de teneur van zijn laatste grote romans (De asielzoeker, Gstaad 95-98, De joodse messias), en met hoeveel Schwung hij zijn personages ook de wereld over stuurt, de donkere vaststelling dat alleen pijn nog een authentiek gevoel oplevert, het besef te leven, overheerst de absurde dialogen en situaties, in de schets waarvan deze auteur uniek en onmiddellijk herkenbaar is. Ook Grunberg is grijpbaar - niet voor niets werd enige jaren geleden aan de hand van een computerprogramma ontdekt dat het 'handschrift' van Van der Jagt, zijn zinsbouw en woordkeus, naar één schrijver wees. Maar vastpinnen kunnen we hem nooit. Behalve zichzelf is hij Buster Keaton, Edward Albee en Schopenhauer in één.

Jörgen Hofmeester prepareert een feest - maar in feite bereidt hij zich voor op een eclips uit het ogenschijnlijk vredige bestaan in Amsterdam-Zuid. Praktisch blijven, iets ondernemen, dat is zijn reflex op alles wat hem uit balans dreigt te brengen. En dat is nogal wat. Zijn jongste dochter werd op haar vijftiende met haar instemming genomen door de Duitse architect die de bovenverdieping in huize Hofmeester huurde. Jörgen betrapte hen op heterdaad - en kreeg het verwijt, zelfs van zijn eigen vrouw, dat het kind nu eenmaal genegenheid zocht. Die vrouw, in het boek consequent 'de echtgenote' geheten, is een schilderes die hem drie jaar geleden heeft verlaten omdat ze hem nooit aantrekkelijk heeft gevonden, en die vlak voor het feestje doodleuk opduikt. Misschien moeten ze maar weer bij elkaar gaan zitten; ze hebben immers niemand anders.

Het miljoen dat hij heeft laten beleggen, is door wanbeheer foetsie. Een maand terug is Hofmeester door zijn uitgever bovendien 'overbodig verklaard' en naar huis gestuurd, want in buitenlandse fictie zit geen muziek, hooguit in boeken voor mensen die tot dusver nooit lazen en daar ook geen tijd voor hebben, de klant is koning, die zegt zelf wel wat goed voor hem is.

Dan dooft het licht. Gelukkig heeft Jörgen al die tijd zijn dochter Tirza in huis gehad, zijn 'zonnekoningin', van wier opvoeding hij een heel project heeft gemaakt, zó dwingend dat ze een eetstoornis ontwikkelde en híj van haar problemen de schuld kreeg.

Pas heel laat arriveert Tirza op haar eigen feestje, met haar Marokkaanse vriend, als Hofmeester zelf inmiddels duchtig aan de hapjes en drankjes heeft gezeten, en in een lastig parket is geraakt nadat hij zich te onbesuisd heeft ontfermd over de aangespoelde jonge Ester, die zich illusieloos in de schuur heeft teruggetrokken ('Ik ga mezelf zachtjes aaien').

De woestijn. Die van Namibië. Daar wil Tirza heen, rondtrekken met haar gedienstige vriendje. Dat betekent dat Hofmeester binnenkort niemand meer heeft om zich aan vast te houden. Hij zich moet zich afvragen, of hij ooit zo iemand heeft gehad.

Een verwoestend melodrama is het gevolg, want die gedachte kan de man niet aan. Hij moet iets doen, om ervan af te zijn. De pijnlijke fantasmagorie waarin Hofmeester zichzelf ten slotte in Namibië terugvindt, is tegelijk slapstick, schaamteloze driestuiverroman én aangrijpende climax.

Hoe Grunberg dat klaarspeelt, vertrekkend vanuit (en terugkerend in) de zo deugdelijke Van Eeghenstraat, is een schouwspel waar je de mond van openvalt.