Arnon Grunberg
Het Parool,
2006-09-21
2006-09-21, Het Parool

Het geluk gaat meedogenloos aan gruzelementen; Bestaat liefde zonder geweld? 'Dat denk ik wel, maar niet heel lang, is mijn vermoeden.'


Maarten Moll

Arnon Grunbergs nieuwe roman, Tirza, is een wrang boek. Een roman over de liefde van een vader voor zijn dochter. Een roman over verlies. Grunberg (1971) is in zijn laatste romans somberder en gewelddadiger. 'Ik denk dat geweld vaak noodzakelijk is.'

Gewillig laat Arnon Grunberg zich door de fotograaf in allerlei standen kneden. Hij wordt over een stoel gedrapeerd en even later in de vensterbank gezet. "He," zegt de fotograaf nadat hij de schrijver heeft gevraagd zijn rug te rechten - met de toevoeging: 'Dat is ook in je eigen belang' - "heb je alweer een nieuwe bril? Vorig jaar heb ik je ook gefotografeerd, en toen had je ook al een andere." Grunberg lacht. "En je hebt er in de tussentijd nog een gemist ook."

Als de fotograaf klaar is en Arnon Grunberg weer zijn normale gestalte heeft aangenomen, zet hij zijn nieuwe bril nog eens goed op zijn neus en bestelt hij telefonisch espresso en water. En een schoon glas. Dan zoekt hij zijn stoel op. Hij maakt een vrolijke indruk. Is nonchalant gekleed. Zit ontspannen en vriendelijk glimlachend op een stoel in de speciaal voor hem afgehuurde zaal op de eerste verdieping van een grachtenhotel. Want Tirza, zijn nieuwe roman, staat op het punt van verschijnen en Grunberg is even over uit New York om zijn jongste kind te promoten.

Wat opvalt: Grunberg is het jongensachtige, dat hem lang heeft aangekleefd, aan het kwijtraken.

Er komt langzaam een andere Arnon Grunberg tevoorschijn. Dat is, wat schrijven betreft, al een tijdje aan de gang. Met De asielzoeker (2003) verliet hij het pad van de slapstick. De asielzoeker was een roman die schuurde, een soms naargeestige roman over de illusieloosheid van het leven. Met een hoofdpersoon die een prostituee een oog uitstak met een schroevendraaier. In De joodse messias (2004) ging zelfs de wereld ten onder en werden voeten in frituurvet gehouden.

In Tirza, over Jörgen Hofmeester, die zijn dochter Tirza wil behoeden voor de grote boze wereld, gaat het bij tijd en wijle ook gewelddadig toe. En dat in een boek dat handelt over de (verstikkende) allesoverheersende en allesbepalende liefde van een vader voor zijn dochter. Misschien bestaat er geen liefde zonder geweld. (Een typische Grunbergzin, en hij heeft het vast al eens ergens zo opgetekend.) Er wordt gemept, met poken op hoofden geslagen, en er komt zelfs een motorzaag (de Stihl MS 170, 'een handzaam instapmodel met de beproefde basisuitrusting') aan te pas om een relatie te beeindigen. Het geluk gaat in Tirza meedogenloos aan gruzelementen.

De vernietiger van het geluk neemt een slok water en wacht af. Geen al te vrolijk boek, Tirza, en de wereld wordt er niet mooier op in je boeken, luidt de eerste opmerking.

Arnon Grunberg schiet in de lach. "Nou, dat valt toch wel mee? De wereld in Tirza is niet lelijker dan in De asielzoeker. Het klopt dat Joergen Hofmeester de liefde wilde afschaffen, maar daar is hij van teruggekomen. Hij is zelfs een fanatieke bekeerling geworden, een echte vader voor zijn kinderen. Eigenlijk een heel normaal mens die iets voor zijn familie wil betekenen. Iemand die het ideaal aanhangt dat zijn kinderen het beter moeten hebben dan hijzelf."

Maar, lezer, we hebben hier wel te maken met een roman van Arnon Grunberg (en een mooie). Het lijkt een normale familie, maar niets is normaal in de wereld van Grunberg. Hij laat de boel ontsporen. Met plezier, denk je al lezende.

"Ach plezier, schrijven is mijn werk en ik vind dat geen onprettig werk. Maar ik heb met Jörgen Hofmeester zeer veel mededogen, ik houd ook wel een beetje van hem. Maar soms moeten ook mensen van wie je houdt, ten onder gaan. Ik bedoel, mijn mededogen met hem bestaat eruit dat ik geprobeerd heb de lezer mededogen met hem te laten hebben en daarin ben ik naar mijn idee geslaagd."

Jörgen Hofmeester staat in het begin van de roman tonijn te snijden voor het eindexamenfeest van zijn jongste en favoriete dochter, Tirza. Zijn oudste dochter is het huis al uit, zijn vrouw heeft hem drie jaar geleden verlaten voor een jeugdliefde. Grunberg toont ons een man die schijnbaar gelukkig is. Schijnbaar. Een woord dat bij Grunberg hoort als een Stihl MS 170-motorzaag bij Joergen Hofmeester.

Want het blijkt dat zijn vrouw zes dagen eerder onverwachts is teruggekeerd. En het blijkt dat Hofmeester zijn baan is kwijtgeraakt. En van zijn met zorg bij elkaar gesprokkelde fortuin is hij door 'krachten in de wereldeconomie' beroofd. En dan verschijnt Tirza op het feest met haar vriendje, die als twee druppels water lijkt op de terrorist Mohammed Atta. En met die vriend - in de gedachtewereld van Hofmeester is hij uiteraard verantwoordelijk voor het verlies van zijn baan en zijn fortuin - wil Tirza direct na het feest door Afrika reizen. Dus zijn dochter, die na het vertrek van zijn echtgenote 'de vrouw' in zijn leven is geworden, raakt hij ook nog kwijt.

'Zonder haar leven is niet meer denkbaar, en wat niet denkbaar is, is ongewenst. Zij is zijn bestaansrecht,' schrijft Grunberg. Langzaam verliest Hofmeester de controle over zijn leven. Alle ruimte voor confrontatie en conflict; Grunbergs ideale speelplaats.

Ondanks de absurditeiten en onwaarschijnlijkheden is Tirza een wrang boek. Grunberg denkt even na. "Ja. Dat komt doordat het over een mislukte vader-dochterrelatie gaat. Liefde voor een kind is de vanzelfsprekendste liefde ter wereld. Het lijkt me moeilijk niet van je eigen kind te houden, hoewel het voorkomt. De liefde voor een kind kan al snel een doel worden als pakweg revolutie, promotie, het oplossen van een wiskundig probleem. Een levensvervulling met andere woorden. Een kind is niet per definitie onschuldig, maar een kind vertegenwoordigt wel per definitie hoop. En zie maar eens daarvan af te komen. Ouderliefde die faalt, is wrang. In elke familie. Dat het in Tirza niet goed afloopt, is niet vreemd. De statistieken geven me wat dat betreft gelijk, want het meeste geweld is huiselijk geweld, en de meeste slachtoffers kenden hun moordenaar behoorlijk goed."

Wat Hofmeester in Tirza overkomt, zegt Grunberg, is onontkoombaar. "Voor hem en voor mij. De ene beslissing grijpt in de andere. Naar mijn idee was hij niet meer in staat niet toe te slaan toen hij zijn dochter met Mohammed Atta op de eettafel van zijn ouders zag liggen. Hij moest wel. En dat bedoel ik niet als excuus. Je kunt tenslotte iemand zo ver brengen dat hij zijn grenzen overschrijdt, je kunt iemand zo treiteren dat hij een schaar pakt en uiteindelijk op de treiteraars insteekt. Het is of lijkt onvermijdelijk geworden."

Een echte crime passionnel. Op de vraag of liefde zonder geweld bestaat, antwoordt Grunberg droog: "Denk ik wel. Maar voor hoe lang, dat is de vraag? Niet heel lang, is mijn vermoeden. Maximaal een maandje of acht."

Geweld lijkt een thema te zijn dat in zijn werk steeds belangrijker wordt. Is Grunberg zijn duistere kant aan het exploiteren? Of is geweld tegenwoordig bijna banaal te noemen? Neemt het kwaad het over?

"Het schrijven van romans is voor mij geen zelfonderzoek," zegt Grunberg. "Ik heb een zekere fascinatie voor geweld. Geweld is een onderdeel van het leven, een belangrijk onderdeel van deze wereld. Ieder kind vecht. Of leert zich te verdedigen. Je bent je al snel bewust van het gevaar geslagen te kunnen worden. Geweld beheerst het nieuws. Het is ook een manier om aandacht te vragen, want met een pamflet bereik je niet zo veel."

"En wat is het kwaad? Ik ben er niet van overtuigd, laten we folteraars buiten beschouwing laten, dat iemand die een wandaad, een misdaad, begaat, per definitie het kwaad vertegenwoordigt. Ik vind dat het kwaad als categorie de discussie versimpelt en tegelijkertijd bemoeilijkt. Over kwaad is namelijk geen verdere discussie mogelijk. Het is het einde van de discussie. Maar moord of doodslag is niet per definitie banaal. Als dat zo was, zouden we het zelf vaker doen en het niet uitbesteden."

In De asielzoeker zegt hoofdpersoon Christian Beck: 'Geweld is de grootste successtory uit onze geschiedenis. Het is het meest democratische middel om de illusie te voelen dat je meetelt.' Geldt dat ook voor Jörgen Hofmeester?

"Hofmeester voelt zich zo bedreigd door Tirza's vriend, die hij hardnekkig Mohammed Atta blijft noemen, en die zijn dochter van hem afpakt, dat hij iets moet doen. Geweld is altijd onmacht. Als jij me nu een klap zou geven, is er toch iets mis met jou. Maar het is ook verbonden met macht. Geweld is ook een middel om de discussie te winnen. Je hebt je evenwicht hersteld, je hebt je trots herwonnen, al heb je ook een fundamentele grens overschreden. Ik ben me ook erg bewust van mijn eigen agressie. Ik kan me voorstellen dat je je zo laat meeslepen dat je iets doet wat je niet had gewild. Je moet je verdedigen, dat is onvermijdelijk. En nogmaals, in het geven van een klap zit iets bevrijdends."

Hij zwijgt even. Dan, alsof hij van zijn eigen woorden schrikt: "Niet dat ik zo veel vecht, hoor." En hij lacht. "Ik ben een gecontroleerd iemand die zijn agressie zuinigjes gebruikt."

Het beest zit ook in Arnon Grunberg. En in Jörgen Hofmeester, in ons allen. Grunberg laat Hofmeester tegen het einde van de roman uithalen naar het humanisme. 'Onze aids,' noemt Hofmeester het humanisme. En de bevrijding zit in het uitbreken. "Het humanisme heeft te hoge verwachtingen. Het is beter vriendschap met elkaar te sluiten, is de boodschap. Het beest moet worden getemd om het nooit meer uit de kooi te laten. Dat heeft een averechtse uitwerking gehad, en heeft dat nog steeds. Kijk naar oorlogen, uitspattingen van zinloos geweld, de Marc Dutroux' op deze aarde. Mensen worden geacht gevoelens te hebben, maar ook om veel gevoelens niet te hebben, zoals haat of de behoefte aan wraak, of de noodzaak tot doden. We moeten ermee leren leven dat die gevoelens ook bestaan. Daar gaat Tirza over; hoe raak je de controle kwijt, hoe komt het beest naar buiten."

Ondanks het gepraat over geweld, oogt Grunberg levenslustig. Stemt het alom aanwezige geweld hem niet somber? "Nee, juist de hypocrisie en onze dubbelzinnige houding ten opzichte van geweld stemmen mij somber. We besteden geweld uit, en hebben tegelijkertijd de neiging geweld ondubbelzinnig af te keuren. Ik denk dat geweld vaak noodzakelijk is. Ik ben bereid het te gebruiken als ik meen dat mijn leven of dat van beschermelingen in gevaar komt. Helaas ben ik niet erg sterk. Vrees ik. Maar daarvoor zijn er wapens."