'Normale mensen ken ik niet'
Nico de Boer
Arnon Grunberg schrijft in 'Tirza' over verstikkende vaderliefde
De verstikkende liefde van een vader voor zijn dochter. Daarover gaat 'Tirza', de nieuwe roman van Arnon Grunberg (1971). "Controle is voor mij het sleutelwoord."
De buitengewoon productieve Arnon Grunberg (alias Marek van der Jagt alias Yasha) schreef in twaalf jaar negen romans en minstens tien andere boeken (novellen, beschouwingen, verhalen, toneel, poëzie). 'Tirza' is in dat oeuvre een nieuw hoogtepunt. Een nieuw bewijs dat hij een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers van nu is. Zelf houdt hij zich daar allerminst mee bezig: "Ik heb ook geen afgeronde mening over de hedendaagse Nederlandse literatuur. Ik vind het wereldje gewoon niet zo interessant."
De schrijver staat sinds zijn debuut op 23-jarige leeftijd met 'Blauwe maandagen' (1994) te boek als een enfant terrible, als een even briljante als irritante pestkop. Tijdens het gesprek is van dat laatste niets te merken. Integendeel, de tengere Grunberg met zijn ruige krullenkop is een minzame, bescheiden persoonlijkheid met een opvallend zachte stem.
Afgelopen zomer zat hij enige tijd als verslaggever (voor NRC Handelsblad) in de snikhete woestijn van Uruzgan, Afghanistan. Hier maakte hij reportages over de daar gelegerde Nederlandse troepen. Hoe raakte hij daar verzeild? Grunberg: "Ik speelde al een tijdje met die gedachte, en vanaf het moment dat ik hoorde dat journalisten meekonden, heb ik Defensie meteen gebeld."
Als 'embedded' verslaggever moest hij zijn stukken voor publicatie voorleggen aan de militaire autoriteiten. Dat moet voor een solist en perfectionist als Grunberg een crime zijn geweest. "Een legerkapitein las de stukken van tevoren. Maar ik heb van censuur niets gemerkt. Het was een inspirerende ervaring, mooier dan ik had verwacht. Het was heel intens. Ik weet nog dat ik daar aan kwam op de luchtmachtbasis en dacht: wow! Midden in de woestijn, er was ook meteen een zandstorm. Je ziet een soort kamp met tenten en containers zonder een mogelijkheid om je te oriënteren. Je bent totaal geïsoleerd, je kunt niet weg, ook al zou je dat willen."
Ouderliefde
Grunbergs nieuwe roman 'Tirza' gaat over ouderliefde, de pijn die leven heet en over het menselijk tekort. Hoofdpersoon is de bijna zestigjarige Jörgen Hofmeester. Hij is vader van twee dochters en werkt bij een uitgeverij. Zijn vrouw heeft hem tijdelijk verlaten voor een jeugdliefde, waardoor hij in zijn eentje het huishouden bestiert en zich ontpopt als een toegewijde keukenprins. Hij verafgoodt zijn jongste en 'hoog-hoogbegaafde' dochter die voor hem de zonnekoningin is. Maar hij verstikt haar met zijn liefde.
Hofmeester is een eenzelvige figuur die er is 'zonder er te zijn'. Grunberg: "Je ziet de wereld door zijn ogen. Tirza is de hoofdpersoon in zijn leven, zij is de katalysator van alles wat in het boek gebeurt. Het boek had als werktitel 'Controle'. Dat is voor mij het sleutelwoord, maar als titel is het toch niet zo geschikt. Ik koos al vrij snel voor de naam van de dochter. Tirza is een hele mooie bijbelse naam, komt voor in het Hooglied, en bij namen van romanpersonages moet je het gevoel hebben, ja, dit is het: Tirza."
Hofmeester raakt uiteindelijk over alles de controle kwijt. Grunberg spreekt bijna met warmte over zijn hoofdpersoon: "Ja, ik heb veel begrip voor hem. Ik vind hem sympathiek." Toch verwordt hij tot een soort monster. "Dat vind ik intrigerend. Hoe het een tot het ander leidt en er op zeker moment geen houden meer aan is. Hofmeester doet zijn uiterste best om het goed te doen en juist dát levert een enorme verkramptheid op. Hij hoort er niet meer bij, hij is iemand die overal buiten valt."
Tegen het einde komt de hoofdpersoon terecht in de woestijn van Namibië. "Ik ben daar drie keer geweest. Het is een totaal andere woestijn dan die van Afghanistan. Na een half uur zijn je voetstappen verdwenen en ziet niemand meer dat je er ooit gelopen hebt. Daar probeert Hofmeester te verdwijnen. Maar dat lukt niet dankzij een 9-jarig meisje, dat steeds achter hem aanloopt: 'Do you want company, sir?' Dat heb ik zelf meegemaakt. Namibië is niet zozeer een land voor sekstoerisme, maar het gebeurt. Die zin past ook mooi bij Hofmeester omdat hij zelf zijn leven leidt zonder 'company'."
De verdwenen echtgenote van Hofmeester keert na drie jaar terug. Het huwelijk is dan allang niet meer te redden. Toch blijft er een zekere intimiteit hangen. "Ik wil laten zien dat ruzie een enorme band kan opleveren. Het heeft iets vertrouwds, alleen maar stilte is erger. Als je trouwt en kinderen krijgt denk je dat dit voor altijd is. Maar er zit aan liefdesrelaties een houdbaarheidsdatum. Ik zeg niet dat een gelukkig huwelijk uitgesloten is, maar als je heel lang bij elkaar bent, is dat moeilijk. Er komen allerlei irritaties naar boven die ertoe kunnen leiden dat je genoeg van elkaar krijgt. Een vreemde kun je nog het voordeel van de twijfel gunnen, maar bij iemand die je lang kent zie je alles in de context van het verleden."
Eters
'Tirza' past feilloos in het oeuvre van Grunberg waarin afwijkende figuren veelal vergeefs op zoek zijn naar geborgenheid en houvast. Er komt in het boek geen 'normaal' mens voor. "Maar wat zijn normale mensen? Ik ken ze niet, maar misschien ligt dat aan mij. Er is altijd wel iets abnormaals aan iemand. Dat maakt iemand voor mij uniek. Het is heel moeilijk te definiëren wat normaal is. We kunnen het alleen maar definiëren aan de hand van afwijkingen."
Het onttakelde gezin Hofmeester wordt trefzeker neergezet in proza dat de lezers van Grunberg vertrouwd zal zijn. Op elke bladzijde tref je typisch grunbergiaanse zinnen als: 'Moeilijke eters zijn moeilijke mensen. Mensen die niet kunnen praten moeten eten. Zelfs mensen die niet kunnen leven, moeten eten.' Of: 'Lust is de hoogste vorm van onverschilligheid.' En: 'Gedachten die er niet hadden moeten zijn, maar die zich niet laten verdrijven; dat is de hel.' - met een verwijzing naar Sartres 'de hel, dat zijn de anderen'.
In zijn roman haalt Grunberg veel overhoop. Eetstoornissen, hoogbegaafdheid, puberleed, malversaties, elf september, 'Mohammed Atta' (een van de vliegtuigkapers). Toen de ramp in New York zich voltrok sloeg Grunberg deze gade vanuit zijn appartement. De afstandelijke manier waarop hij erover schreef (hij maakte zich druk over zijn avondmaal) wekte indertijd veel verontwaardiging. In de roman zegt Hofmeester tegen zijn dochter op die bewuste dag in 2001: "'Onthoud dit goed, dit is geschiedenis.' En zo had hij er ook naar gekeken. Als naar geschiedenis." Keek Grunberg er zelf toen ook zo tegenaan?
"Op een bepaalde manier wel. Ik heb geen tv, ik zette de radio aan en dacht: spannend. Ik beschreef zo waarheidsgetrouw mogelijk hoe ik in mijn buurt die dag beleefd had. Als je zoiets ziet moet je schijnbaar iets voelen of je moet het vreselijk vinden. Ik vind dat mensen het recht moeten hebben om even niets te voelen, hoe vreselijk het ook is wat er gebeurt. Er gebeuren zoveel vreselijke dingen waar we niet bovenop zitten en ook geen gevoel bij hebben."
Grunbergs levensvisie is niet erg opwekkend en dat laat in 'Tirza' zijn sporen na. "Ik heb misschien een visie die iets somberder is dan die van van vele anderen", formuleert de schrijver bedachtzaam, "maar als ik echt een nihilist was, zou ik geen boeken schrijven. Dat kun je toch alleen doen als je nog een zekere hoop koestert. Ik geloof dat wij onder invloed van de joods-christelijke traditie verwachtingen van onszelf hebben die te hoog gespannen zijn. Mensen hebben recht op onverschilligheid. Je hoeft niet altijd medeleven van mensen te verwachten. Het is heel natuurlijk en ook niet per definitie schadelijk dat mensen het eigen overleven boven dat van anderen stellen. Ik denk dat de grootste rampen uit onmenselijkheid ontstaan, vaak op het moment dat er juist verheven idealen aan te pas komen."